Log in of maak een account aan.
‘Wat wil je later worden als je groot bent?’ Een vraag die volwassenen graag aan kinderen stellen en kinderen graag beantwoorden. Meester, piloot, kapitein, dokter, zangeres, in hun dromen kan alles. Voor kinderen met een verstandelijke beperking ligt dat anders, ervaart deze moeder. De vraag naar wat haar dochter kan, blijkt veel belangrijker dan de vraag naar wat ze wil.
Als ik de site van het UWV open om informatie op te zoeken over de Wajong, moet ik denken aan de dromen van mijn zonen. Dierenarts wilde de oudste worden, nu studeert hij bedrijfskunde. De jongste was jarenlang in de ban van zijn astronautendroom; nu wil hij per se informatica in zijn vakkenpakket en droomt hij over een baan bij Microsoft. Of Apple.
Zij zetten al die stappen op weg naar een werkend leven zelf. Af en toe helpen we een handje, maar ze zoeken zelf de route bij hun dromen.
Marieke, mijn dochter met een verstandelijke beperking geeft op de vraag wat ze wil worden als ze later groot is, standaard het antwoord: ‘Bedienen in een restaurant.’
Maar: Wil ze dat nou echt? Of zegt ze dat omdat ze niet weet wat er verder mogelijk zou zijn? Ik weet het niet. En dus overleg ik met school om haar zoveel mogelijk verschillende soorten stages aan te bieden. En ga op zoek naar plekken om haar buiten school te laten snuffelen aan de mogelijkheden die er zijn in de samenleving. Zodat ook zij kan dromen.
Alleen, aan school en dus aan de echte stages, komt binnenkort een einde. Marieke wordt 18. Een werkend leven is geen toekomstdroom meer, maar komt akelig dichtbij. Veel meer dan bij haar broers moeten wij de route voor haar uitstippelen. Het idee dat ze ook van ons afhankelijk is voor de invulling van haar volwassen leven, drukt op mijn schouders. Ik oriënteer me op haar mogelijkheden en concludeer dat betrokken instanties de vraag naar wat ze kan veel belangrijker vinden dan de vraag naar wat ze wil.
In het UWV-jargon klinkt het dan zo: Heeft ze een ‘duurzaam arbeidsvermogen’? Of heeft ze dat vermogen niet? Als blijkt dat ze dat vermogen niet heeft, dan krijgt ze een Wajong-uitkering en is ze de rest van haar leven aangewezen op dagbesteding.
Het voelt als een grote beslissing. Natuurlijk is een Wajong-uitkering fijn, want het zorgt voor een vast inkomen. Maar het snijdt ook grotendeels haar wegen naar betaald werk af. En met betaald werk zou Marieke onderdeel uitmaken van de gewone wereld, iets dat we nog altijd heel belangrijk vinden.
Ik staar naar de letters op de site van het UWV en voel het verdriet om het opnieuw afscheid moeten nemen van mijn eigen dromen, plots hard binnenkomen.