Log in of maak een account aan.
Ilse van Driel werkt sinds 16 jaar als gedragsdeskundige bij Philadelphia. Op dit moment werkt zij met gezinnen. Daarnaast doet llse de opleiding tot systeemtherapeut. Iets wat ze direct kan toepassen in haar werk.
Ik geloof er sterk in dat wie je bent niet alleen bepaald wordt door je genen, maar ook door je omgeving.
Het maakt uit waar je opgroeit, wat je ouders je meegeven en hoe mensen daar een bijdrage aan leveren. Ik vind dat iedereen zich daar bewust van mag zijn. Dat heeft te maken met mijn eigen achtergrond en jeugd. Het was een bewuste keuze om daar iets mee te doen en zo voor andere mensen van waarde te kunnen zijn.
Ik vind dat het genetische en het omgevingsaspect evenveel aandacht nodig hebben.
Vaak is dat positief, maar het kan ook minder positief zijn. Op het moment dat je dat weet, kun je daar op een bewuste manier mee omgaan. Zoals Cruijff het zo mooi zegt: “Als je het ziet, begrijp je het”.
Dit onderwerp boeit mij erg en ik zie dat het in de gehandicaptenzorg vaak een rol speelt. Ouders doen echt hun best. Je kunt ook niet meer doen dan dat. Soms zie ik dat ouders en kinderen niet op één lijn zitten, waardoor ze niet met, maar langs elkaar heen communiceren. Dan kom je niet verder en kun je elkaar ook tegenwerken.
Ik probeer hen hier bewust van te maken. Dat doe ik niet door ze erop te wijzen, want dat voelt niet fijn en kan ook een tegengestelde werking hebben. Ik stel vragen, waardoor ouders zelf na gaan denken over wat ze doen.
Een voorbeeld is een jongen die een heftige relatie van aantrekken en afstoten heeft met zijn ouders. Zijn ouders willen met niemand contact, niet met begeleiding, de orthopedagoog of andere hulp. Dat roept bij mij vragen op: Wil je op deze manier leven? Ben je zo gelukkig? Is dit wat jij je voorstelde van een relatie met je zoon? Ik zou graag de kans krijgen om hierin als gedragsdeskundige van waarde te zijn.
Ik begeleidde eens een vrouw met autisme en zij had vijf zussen. Degene die naar het ondersteuningsgesprek kwam, was een zwager. Alle zussen hadden aangegeven dat niet meer te willen.
Dat zegt iets over de impact die die zus heeft gehad op de gezinssituatie en dat is heel heftig. Een ander voorbeeld is een volwassen vrouw met het Syndroom van Down. Ze begint te dementeren en dit past op een gegeven moment niet meer binnen de locatie waar ze woont. Daardoor zal ze moeten verhuizen, maar dat willen haar ouders niet.
Op een gegeven moment vertelde haar moeder dat ze zwanger van haar was geraakt toen ze 44 jaar was, wat niet de bedoeling was. Dat roept bij mij de vraag op of ze zich schuldig voelt en van daaruit haar kind beschermt. Die context is heel waardevol, omdat ik dan beter begrijp waarom een ouder op een bepaalde manier reageert.
In zulke situaties is het belangrijk om erkenning te geven dat het moeilijk, zwaar of irritant kan zijn. Mensen zijn geneigd om daar snel overheen stappen, door te gaan of naar een oplossing te zoeken. De erkenning dat een situatie heftig kan zijn, is heel belangrijk.
In de gesprekken met gezinnen probeer ik vaak iets uit te beelden, bijvoorbeeld door te tekenen, met Playmobil en met voorbeelden van mezelf. Laatst vroeg ik aan een moeder en dochter om met Matroesjka poppetjes aan te geven hoe ze hun relatie uit zouden beelden. De moeder pakte een iets groter poppetje voor haar dochter dan voor zichzelf en de dochter pakte een veel groter poppetje voor haar moeder dan voor zichzelf.
Dat beeld zegt veel. De dochter was verbaasd over hoe haar moeder haar had neergezet, een mooie aanleiding voor een gesprek. In die gesprekken ben ik meervoudig partijdig. Dat houdt in dat ik luister naar ieders verhaal en rekening houdt met de belangen van alle gesprekspartners. Ik sta niet achter de één of de ander. Vervolgens zoek ik naar de verbinding, hoe ze naar elkaar toe kunnen komen.
Ik vertel vaak over de hechtingstheorie van Bowlby. Het biedt ouders een kader waar ze op terug kunnen vallen en van waaruit ze kunnen begrijpen waarom hun kind reageert zoals het reageert.
Bij kinderen met bijvoorbeeld een vertraagde ontwikkeling, autisme of een ernstig meervoudige beperking loopt het vaak anders. Kinderen met een ernstig meervoudig beperking hebben in de eerste periode van hun leven vaak in het ziekenhuis gelegen. Een kind met autisme maakt geen oogcontact en houdt vaak niet van een fysieke aanraking. Hoe kan je dan op een fijne manier affectie tonen?
Ondanks dat het af en toe niet soepel loopt of een kind ander gedrag laat zien dan in de boekjes staat, kunnen ouders hun kind een veilige basis bieden. Ieder kind is uniek, dus je kunt niet op elke vraag een pasklaar antwoord geven. Wel denk ik dat er bepaalde dingen universeel zijn, zoals de behoefte aan affectie. Het zit ook vaak in de kleine dingen. In de opvoeding van een kind met een beperking is het extra belangrijk dat daar op een goede manier naar gekeken wordt, omdat het vaak niet vanzelf gaat.
Ik vind het belangrijk om ouders mee te geven dat we lang niet alles goed kunnen doen. Ik ben moeder van 5 kinderen, waarvan de jongste drie een drieling zijn. Ze zijn met veel, dus ik heb niet altijd de aandacht voor alle kinderen die ik zou willen hebben. Daarin maak ik fouten.
Als we de veiligheid voelen om dat eerlijk en open met elkaar te delen, dan kunnen we elkaar daarin ondersteunen. Daarbij is het ook belangrijk om jezelf de mogelijkheid te geven om de volgende dag weer met een schone lei te beginnen én ook te focussen op wat wel goed gaat.
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang maandelijks
de nieuwste inspirerende verhalen in je mailbox!