Log in of maak een account aan.
Een mondkapje en een bril: geen gelukkige combinatie.
Stef en ik gaan met de trein naar oma. Samen een nachtje logeren. Stef, met een verstandelijke beperking, heeft er zin in. Druk gebarend en op zijn manier kletsend loopt hij naast me het station in. Ik voel dat zijn hand de mijne stevig vastgrijpt. Het is toch wel een beetje spannend, al heb ik hem zo goed mogelijk proberen voor te bereiden. Ook op het verplichte mondkapje.
Thuis hebben we ons samen over de kaart van Nederland gebogen. Om te kijken langs welke steden de trein rijdt en waar we moeten uitstappen. Stef heeft zelf een lijstje van alle stops gemaakt. Dat zit nu netjes in zijn rugzak. Straks in de trein zal hij het wel tevoorschijn halen.
Omdat Stef met de fiets naar school gaat en dus niet met de taxi, is hij niet aan een mondkapje gewend. Gelukkig snapt hij corona en dus het belang van bescherming. We lopen door het huis met het kapje op om te oefenen en te weten hoe het voelt.
‘Niet handig mama,’ zegt hij dan, ‘mondkapje en bril.’ En zet zijn bril af. ‘Dit is beter!’
Ik kan het alleen maar beamen, door het mondkapje beslaan ook mijn brillenglazen. Ook de volgende dagen, als we het dragen van het masker oefenen, zet hij steeds zijn bril af. Ik laat het maar, de logeerpartij is al spannend genoeg.
‘Hou je je bril dan wel goed vast, straks in de trein?’
Op het station laden we de OV-chipkaart op en zoeken we op welk spoor we moeten zijn. ‘Kijk Stef, onze trein vertrekt van perron 6, kan jij nummer 6 op de borden vinden?’
Al snel wijst hij naar de juiste roltrap. Boven op het perron, zoeken we een bankje uit om samen op de trein te wachten. Angstvallig houdt Stef de klok in de gaten, nog 5 minuten. Hij pakt alvast zijn mondkapje.
‘Waarom rode letters?’ vraagt hij dan, wijzend naar het informatiebord.
‘O jee, de trein heeft vertraging, hij komt later’, leg ik uit. Dat zorgt voor de nodige onrust. ‘Trein komt toch wel?’ Stef frummelt met zijn bril die hij alvast heeft afgezet.
‘Ja, tuurlijk!’
Door de vertraging wordt het drukker en dus onoverzichtelijker op het perron. Als de trein er dan eindelijk is, zetten we onze mondkapjes op, staan op en pakken snel onze spullen.
‘Kom Stef, we lopen een klein stukje die kant op’, maan ik en opgelucht zitten we even later naast elkaar in de trein.
Als we in beweging komen, kijk ik Stef nog een keer goed aan. ‘Waar is je bril?’ vraag ik en zie aan zijn verschrikte ogen dat z’n leuke blauwe brilletje nog op het bankje op het perron ligt...
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang maandelijks
de nieuwste inspirerende verhalen in je mailbox!