Log in of maak een account aan.
Alsof er nog niet genoeg tijd gaat zitten in de paarse krokodil moet Merel ook nog eerst langs bij de WMO-consulente voordat ze naar de tandarts kan.
Tada tada! Het levert niks op. En ik ben te beleefd, te volwassen en te verstandig om het echt te doen. Misschien ook te laf. Maar in gedachte doe ik het gewoon. Heb ik het al tien keer gedaan. In gedachte roep ik keihard ‘tada tada!’ als ik de rolstoel met mijn zus erin naar binnen duw bij het WMO-loket. ‘Kijk mensen van de WMO, hier is ze dan en ze zit echt in een rolstoel. Kunnen jullie het goed zien? Moet ik haar nog even omhoog helpen en laten zien dat ze echt nauwelijks meer kan staan?’
In werkelijkheid rij ik Hester over de drempel en sluit zonder iets te zeggen netjes achteraan in de rij. Hester praat wel. Tegen mij. Ze vertelt me dat de tandarts wel mag kijken, hoor, maar niet mag boren. Want boren doet pijn. En dat wil ze niet. Ze trekt er een moeilijk gezicht bij. Voor de vijfde keer binnen tien minuten vertelt ze me dit. Ik pak haar hand maar vast en knijp er even in. Dat we voor ons bezoek aan de tandarts deze belachelijke tussenstop maken, lijkt niet tot haar door te dringen. Dat had ik ook niet verwacht. Als we aan de beurt zijn, zegt ze het weer, maar nu tegen de WMO-consulente achter de balie.
De consulente glimlacht naar haar. ‘Goedemiddag, waar kan ik u mee helpen?’ vraagt ze aan mij. ‘Ik heb al telefonisch contact met jullie gehad en heb begrepen dat mijn zus zich hier persoonlijk moet melden om rolstoelvervoer aan te vragen. Dat het noodzakelijk is dat jullie haar zien.’ Ik heb deze zin voor de spiegel een aantal keer geoefend zodat ik hem hier uit kan spreken zonder de consulente te vermoorden met mijn blik.
‘Mijn zus heeft een lichamelijke en verstandelijke beperking en gaat steeds verder achteruit. Ik ben bang dat ik haar binnenkort niet meer vanuit de rolstoel in mijn auto krijg en wil toch graag dat ze bij mij op bezoek kan blijven komen.’ Ook deze zinnen heb ik thuis al een paar keer uitgesproken om hem hier te kunnen zeggen zonder te gaan huilen. ‘Wat is haar geboortedatum?’ vraagt de vrouw achter de balie.
Ze typt hem in en noemt de naam en het adres van mijn zus. Ik knik bevestigend. Ze begint te lezen. Wij wachten af tot ze klaar is.
‘Kan ze helemaal niet meer in een auto stappen?’ vraagt de consulente, ‘Want ik zie hier dat ze dat bij de afgifte van de rolstoel vorig jaar nog wel kon. En we geven alleen een indicatie af voor rolstoelvervoer als deze ook meteen wordt ingezet. Een indicatie die wordt afgegeven, maar niet gebruikt wordt, kost de gemeente namelijk toch geld.’
Ik haal diep adem. Tel in mijn hoofd tot tien. Spreek mezelf in gedachte toe. ‘Vriendelijk, redelijk en duidelijk blijven, Merel, dan bereik je wat je wilt. Je kunt dit. Het is zelfs een deel van je werk. Voor je cliënten voer je dit soort gesprekken zo vaak en weet je altijd de indicaties en hulpmiddelen te regelen die ze nodig hebben.’. Maar dan is het zoveel makkelijker.
‘Dat begrijp ik natuurlijk’, begin ik mijn betoog tegen de consulente, ‘maar…’.
Tien minuten later lopen we het loket uit. Met een afspraak voor de week erna om de aanvraag verder af te handelen, zonder mijn zus erbij. Er zal rolstoelvervoer mogelijk zijn zodra het echt niet meer lukt, heeft ze me nu al toegezegd. Het was inderdaad onnodig dat mijn zus zich persoonlijk kwam melden. En belastend voor haar en voor mij. Een eerdere zorgindicatie op papier was genoeg geweest, zeker omdat ik Hester als mentor mag vertegenwoordigen. Haar excuus voor het misverstand. Ze gaat ervoor zorgen dat dit niet meer voor zal komen.
Tada tada! denk ik. Maar lang kan ik er niet van genieten, want Hester moet eerst naar de tandarts.
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang maandelijks
de nieuwste inspirerende verhalen in je mailbox!