Log in of maak een account aan.
‘Jeroen is een stille jongen. En soms gaat hij helemaal uit zijn dak, midden in de les. Geen idee waarom. Heeft hij dat thuis ook?’ Daniël, Jeroen zijn leraar, schoot mij aan. Dat kan er ook nog wel bij. Eerder was er ook een moeder. Dat Jeroen als hij met haar zoontje speelt, schijnbaar uit het niets heel boos kan worden. Dat ze daar dan echt van schrikt en ‘of dat wel normaal is?’.
Nu begint de zoektocht naar ‘wat is er misschien anders bij mijn kind’. Je neemt dit soort signalen natuurlijk serieus en gaat erover in gesprek. Op school, bij de huisarts, bij een specialist. Vaak is dat het begin van een lang traject van afspraken, onderzoeken, wachten, onzekerheid en nieuwe afspraken met specialisten of hulpverleners. En dan komt er een diagnose.
In ons geval: ODD (Oppositional Defiant Disorder), oftewel een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis. Heel eerlijk, daar had ik heel veel moeite mee. Sterker nog, ik vond het ronduit belachelijk. Wat nu te doen als je je niet kunt vinden in de diagnose? Bijvoorbeeld omdat het gedrag alleen maar op school voor komt en thuis niet? Of omdat jij het gedrag anders ziet?
Wees loyaal aan jezelf. Je bent niet gek als je twijfelt aan een diagnose van specialisten. Jij kent je kind heel goed. Het is begrijpelijk wanneer jij je vraagtekens daar bij zet. Als jij je (nog) niet kunt vinden in de diagnose, zet dan vervolgstappen. Dit kan jouw gevoel bevestigen. Soms zal het juist de gestelde diagnose bevestigen, waardoor je beter in staat bent je hier wel in te kunnen vinden.